We zien duurzaam bouwen als een optimalisatieproces, waarbij een ‘constrained optimum’ gezocht moet
worden. Het is essentieel de (beperkende) randvoorwaarden duidelijk vast te leggen en grondig te bespreken. De belangrijkste randvoorwaarden zijn het beoogde binnenklimaat en comfort (thermisch comfort, akoestisch comfort, visueel comfort, binnenluchtkwaliteit) en het aantal gebouwgebruikers en hun aanwezigheidsduur. We doen op dit vlak geen toegevingen die de functionaliteit van het gebouw in gevaar kunnen brengen. Een boekenbewaarplaats met een net aanvaardbare klimaatbeheersing is een te laag ambitieniveau voor dit gebouw.
Het comfort van mensen, en de klimaatcondities die vereist zijn voor het bewaren van boeken primeren op
energiezuinigheid: het streven naar een laag energieverbruik mag niet ten koste gaan van de eisen die gesteld worden voor het bewaren van boeken, het comfort van mensen of het respect voor de historische context.
Deze elementen moeten daarom tijdens het ontwerpproces voortdurend als primaire toetssteen gebruikt worden.De multi-disciplinariteit van duurzaam bouwen vergt het verzoenen van uiteenlopende prestatiecriteria. Het is essentieel dat de interactie tussen de deeldisciplines ten volle in rekening wordt gebracht. Het optimum voor een deeldiscipline ligt niet altijd bij scenario’s die voor het volledige gebouw een optimale duurzaamheid opleveren. Focussen op een deeldiscipline levert gehandicapte gebouwen op: niemand waardeert een energiezuinig gebouw met een slechte geluidisolatie, of een gebouw met een goed contact binnen-buiten waar de binnentemperatuur tijdens de zomer niet te harden is. Een thermisch optimale oplossing die het gebouw verminkt, is voor dit voorbeeldgebouw geen aanvaardbare optie. Het is daarom als ontwerpteam essentieel om te blijven voor ogen houden dat energiezuinig bouwen weliswaar een belangrijke deeldiscipline is, maar toch slechts een deeldiscipline in het multi-disciplinaire ‘duurzaambouwen’.